HET MODEL VAN NEUROLOGISCHE NIVEAUS
Het model van neurologische niveaus is ontwikkeld door NLP´er Robert Dilts en is gebaseerd op het werk van Gregory Bateson. Het is één van de meest eenvoudige, en daardoor één van de meeste heldere modellen binnen NLP. Het is een model dat inzicht geeft in de niveaus van communicatie en gedragsverandering. Dit zijn de verschillende niveaus:
· Missie: waartoe ben ik op aarde? ( doel, missie, zingeving)
· Identiteit: wie ben ik? ( het zelf, je zelfgevoel)
· Overtuigingen: wat geloof ik? ( normen en waarden, gedachten)
· Capaciteiten / vaardigheden: wat kan ik? ( kwaliteiten, hulpbronnen)
· Gedrag: wat doe ik? (Alles wat je kunt zien en horen van de ander)
· Omgeving: waar ben ik?
Leerniveau’s – HET MODEL VAN NEUROLOGISCHE NIVEAUS
Probleem en oplossing
Als er een probleem is, ligt de oplossing van dat kwestie vaak op een ander niveau dan het niveau van het probleem zelf. Als je bijvoorbeeld gedrag wilt veranderen, kijk dan niet alleen naar het gedrag zelf, maar onderzoek bijvoorbeeld achterliggende vaardigheden en overtuigingen. Overtuigingen bepalen namelijk de vaardigheden, die vaardigheden bepalen het gedrag en het gedrag heeft invloed op de omgeving. Het is een grote kettingreactie.
Een verandering op een hoger niveau zorgt voor een automatische verandering op een lager leerniveau. Wanneer een niveau boven in de piramide iets verandert, verandert alles wat daar onder ligt dus ook.
Alignement
Het is belangrijk dat er sprake is van een zekere “alignement”. Dat wil zeggen dat alle niveaus samenwerken en elkaar ondersteunen. Een zakenman mag dan bijvoorbeeld geloven dat hij een topmanager kan worden, hij zal daarbij ook de bijbehorende bekwaamheden en gedragingen ontwikkelen. Wanneer de logische niveaus gelijk zijn, uit zich dit in overeenstemmend gedrag. Het draait allemaal om het evenwicht.
Voorbeeld:
Een kind van 3 jaar stoot een bloemenvaas om. De moeder zegt tegen het kind: “je bent dom”. De moeder raakt op dat moment het kind in zijn identiteit. Een kind van 3 jaar neemt dit voor waar aan van zijn moeder en gaat zich in die richting ontwikkelen.
Je kunt ook zeggen: “je hebt iets doms gedaan”. Je spreekt het kind dan aan op zijn gedrag. Het gedrag op dit moment kan morgen heel anders zijn. Gedrag zit lager in de piramide dan identiteit.
Dit geldt ook voor jezelf. Je kan op een bepaald moment iets doen dat niet het resultaat geeft wat je voor ogen had. Dat betekent niet dat je dom bent. Dat betekent alleen dat je op het verkeerde moment de verkeerde dingen hebt gedaan en dat je daar iets van kan leren om het de volgende keer beter en anders te doen.
Resultaat
Dit geldt ook voor jezelf. Je kan op een bepaald moment iets doen dat niet het resultaat geeft wat je voor ogen had. Dat betekent niet dat je dom bent. Dat betekent alleen dat je op het verkeerde moment de verkeerde dingen hebt gedaan en dat je daar iets van kan leren om het de volgende keer beter en anders te doen